NJ 1966/136

HOGE RAAD (Burg. Kamer), 5 nov. 1965. (Mrs. de Jong, Wiarda, Houwing, Petit en Beekhuis).

BW art. 1401


Blok 4.3 - computeropdrachten
Blok 4.3 - algemene informatie
Onderwijspagina Bart Verheij
Web pagina Bart Verheij

[Noot] De HR geeft een aanwijzing op welke vier punten moet worden gelet als men voor de vraag staat in hoever aan iemand die een situatie in het leven roept welke voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, de eis kan worden gesteld a) dat hij rekening houdt met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet zullen worden betracht en b) met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen neemt.

Een aantekening bij dat "vereist''.

In dit geval was het slachtoffer niet rechtens verplicht om oplettend en voorzichtig te zijn. De HR bedoelt met de "vereiste'' oplettendheid enz. dus de nodige oplettendheid, meer niet. Maar het kan zich zeer goed voordoen dat een slachtoffer tot bepaalde oplettendheid en voorzichtigheid wel rechtens verplicht was, rechtens verplicht jegens degeen die de bedoelde situatie schiep. Men kan zich nu afvragen of niet een vijfde punt waarop gelet moet worden is of het slachtoffer al of niet handelde in strijd met het recht.

Men zal - algemeen gesproken - eerder moeten rekenen met onvoorzichtigheid die niet, dan met onvoorzichtigheid die wel gepaard gaat met onrechtmatigheid. Ten dele gaat dit punt op in het eerste punt: de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht; zij is kleiner. Maar dit punt heeft ook eigen betekenis.

Net zo als men eerder medeschuld, c.q. meer medeschuld zal moeten aannemen als het slachtoffer onvoorzichtig en daarbij onrechtmatig heeft gehandeld dan wanneer het onvoorzichtig maar niet onrechtmatig heeft gehandeld (de laakbaarheid is immers bij die afweging ook van belang), net zo moet men aanvaarden dat de schuld van het slachtoffer, juist door zijn eigen onrechtmatig handelen, zo groot kan zijn dat van schuld van de schepper van de situatie niet meer kan worden gesproken, m.a.w. dat deze niet met de eventuele onvoorzichtigheid behoefde te rekenen. Daarom lijkt het mij juist dit punt als vijfde toe te voegen aan de vier die de HR noemde.

G.J.S.