Niels Taatgen

HomeResearchOverviewSkill Acquisition Multi-tasking Time perception Learning from instructionsTransfer: ActransferPublicationsPersonal

 

Draden door de Geest: hoe de touwtjes in handen houden in een wereld van multitasking

Niels Taatgen

Inaugurele rede, uitgesproken op dinsdag 9 maart 2010 bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar in Cognitive Modelling aan de Rijksuniversiteit Groningen

Mijnheer de rector magnificus, Dames en Heren,

Kunnen mensen multitasken? Dit is een vraag waar de wetenschap geen eenduidig antwoord op heeft, met als gevolg dat opinies hierover breed uiteenlopen. Het Korps Landelijke Politiediensten, blijkens een artikel in onder andere de Volkskrant van augustus vorig jaar, meent stellig dat mensen niet kunnen multitasken, en dat het dus daarom maar beter is om mensen te verbieden andere dingen in de auto te doen dan rijden. Volgens een artikel in de New York Times van januari dit jaar hebben autofabrikanten een andere mening. Zij introduceren internet in de auto, en op de vraag of dit niet gevaarlijk is antwoorden zij dat de apparatuur natuurlijk uitgebreid getest is. Het enige testcriterium van dergelijk onderzoek is echter hoe lang automobilisten van de weg moeten wegkijken om het apparaat te bedienen. Dezelfde filosofie ligt ook ten grondslag aan regelgeving die mobiel bellen in de auto verbiedt, tenzij gebruik gemaakt wordt van een hands-free systeem. Wat hierbij vergeten wordt is dat bellen of internetten niet alleen belastend is voor de ogen en misschien de handen, maar ook voor de hersenen zelf. Onderzoek van onder andere Karel Brookhuis2 laat dan ook zien dat de mate van afleiding bij hands-free bellen net zo groot is als gewoon mobiel bellen. Kortom: de interferentie zit niet in de ogen en de handen, maar in het hoofd.

Een tweede domein waarin de vraag of mensen kunnen multitasken aan de orde komt zijn werksituaties. Modern kantoorwerk wordt gekarakteriseerd door het frequent van de ene naar de andere taak overschakelen. Onderzoek van Gonzales en Mark4 heeft laten zien dat dit gemiddeld eens in de drie minuten gebeurt. Slechts de helft hiervan wordt door externe interrupties, zoals het rinkelen van de telefoon of het arriveren van email veroorzaakt, dus we zijn in ieder geval zelf ook schuldig aan deze situatie. Kunnen wij in een dergelijke situatie nog wel efficiënt werken, of zijn we alleen nog maar bezig met het overschakelen van de ene naar de andere taak? Of is het juist een manier om onze tijd zo efficiënt mogelijk te gebruiken, en voorkomt het veelvuldig wisselen van taak verveling? Antwoorden op deze vragen kunnen helpen werksituaties zo in te richten dat de productiviteit en zielenrust geoptimaliseerd zijn. Het onderwerp multitasking roept nog meer vragen op. Is het feit dat de jeugd tegelijk belt, televisie kijkt en huiswerk maakt bevorderlijk of juist schadelijk voor hun ontwikkeling?

Het kantoorvoorbeeld laat zien dat ik multitasken breed opvat: niet alleen dingen tegelijk doen, maar ook taken snel of langzaam afwisselen. De reden hiervoor is dat dezelfde cognitieve mechanismen verantwoordelijk zijn voor beide vormen van multitasken. In de meest extreme vorm valt zelfs het lezen van een roman over een langere tijdsperiode hieronder: hoe kunnen we een verhaal een dag later zonder al te veel problemen verder lezen, en houden schrijvers hier al rekening mee? Multitasking overspant dus een groot tijdcontinuüm van milliseconden tot dagen, en de vraag is dus of een enkele theorie alles kan afdekken.

De gangbare methode om de effecten van multitasking te bepalen is experimenteel onderzoek. Laat proefpersonen twee dingen tegelijk doen en kijk of het fout gaat. Nadeel van dergelijk onderzoek is dat het vaak situatiespecifiek is, en daardoor arbeidsintensief. Een tweede nadeel is dat soms de verkeerde vragen gesteld worden, zoals bij het meten van kijkgedrag door autofabrikanten die internet in de auto willen. Experimenteel onderzoek kan kortom niet zonder achterliggende theorie. Het nut van een achterliggende theorie is afhankelijk van hoe precies deze is. En zo kom ik op mijn vakgebied, cognitief modelleren, dat op het snijvlak tussen psychologie en kunstmatige intelligentie ligt1. Een cognitief model is een theorie van intelligent menselijk gedrag die zo nauwkeurig is, dat het model dat gedrag kan nabootsen. In onze visie is een psychologische theorie van autorijden pas goed genoeg als deze voldoende is om een computersimulatie een auto te laten besturen. Andersom geldt dit overigens niet: een programma dat een auto kan besturen is niet noodzakelijk een theorie van menselijk autorijden. Daarom moet een goed cognitief model nog iets kunnen: voorspellingen maken van experimenten en situaties die nog niet experimenteel onderzocht zijn.

Draden door de geest: de hersenkeuken

Dario Salvucci en ik hebben een dergelijke theorie ontwikkeld voor multitasking, die wij threaded cognition hebben genoemd, of, vrij vertaald in het Nederlands, draden door de geest6,7. Threaded cognition is het beste uit te leggen met een analogie. Als wij in een restaurant zijn, dan hebben we over het algemeen de indruk dat de keuken parallel al onze bestelde gerechten produceert: iedereen aan tafel krijgt immers op hetzelfde moment het hoofdgerecht opgediend. Een kijkje in de keuken leert echter dat het verhaal ingewikkelder is. Daar wordt het diner geproduceerd op een aantal stations: de oven, het fornuis, de sausmaker, de mixer, de groentesnijder, etc. Elk van deze stations kan maar één ding tegelijk doen, maar samen kunnen ze wel aan meerdere gerechten werken: terwijl de lasagne in de oven staat kneedt de mixer het brooddeeg. In de meeste gevallen loopt dit allemaal prima parallel, maar soms moet een gerecht wachten tot een bepaald station vrij is. Problemen treden met name op als teveel gerechten tegelijk hetzelfde station nodig hebben, dus als het hele gezelschap ovengerechten bestelt, dan ontstaat er een wachtrij voor de oven terwijl de andere stations niets te doen hebben. Is er in een keuken een centrale regisseur die continu een planning bijhoudt waar welk gerecht heen moet? Ik ben geen chef-kok, dus ik weet het niet, maar op grond van de informatica kan ik wel zeggen dat zo'n probleem heel complex is. Voor de keuken van de menselijke geest durf ik echter wel een uitspraak te doen: daar is geen centrale regisseur nodig. Net als in de keuken zijn er verschillende stations, die wij ook wel modules noemen, of hersengebieden, afhankelijk van met wie we praten. Verschillende hersengebieden kunnen met verschillende taken bezig zijn, maar één gebied maar met één ding tegelijk. Wat zijn dan die hersengebieden? En hoe werken deze hersengebieden samen om intelligent gedrag te produceren? Ik zal beginnen met een rondleiding langs de verschillende relevante gebieden van de hersenen, en wat het type conflicten is dat door elk van deze gebieden veroorzaakt kan worden. Vervolgens zal ik beargumenteren dat ook het doen van een enkele taak alleen goed begrepen kan worden vanuit een multitasking perspectief.

Figuur 1: De hersenkeuken

In figuur 1 is de hersenkeuken te zien die ik vandaag wil bespreken. In het midden is het procedurele geheugen, onze chef-kok, met daarom heen een aantal andere hersenstations. Het interessante is dat we het complete tijdcontinuüm van multitasking kunnen verklaren door naar conflicten in de verschillende hersengebieden te kijken. De chef-kok van de hersenen kan in korte tijd opdrachten aan alle stations geven, de groentesnijder van de hersenen is misschien een paar honderd milliseconden bezig, maar soms moeten taken enkele seconden in de oven van de hersenen staan.

Procedureel geheugen: de motor van de hersenen

Het procedurele geheugen is de snelste component, omdat het elke 50 ms een actie kan uitvoeren. Hoewel figuur 1 suggereert dat procedureel geheugen de centrale flessenhals in het systeem is, is dit in praktijk zelden het geval vanwege de hoge snelheid: het procedurele geheugen kan twintig acties per seconde uitvoeren. Alleen zeer precieze experimenten kunnen conflicten in dit systeem aan het licht brengen. Een voorbeeld van zo'n taak is een zogenaamd perfect time-sharing experiment, zoals dat gedaan is door Schumacher en collega's8. In dit experiment moeten proefpersonen twee taken doen. Op hetzelfde moment wordt een toon en een plaatje aangeboden. Op het plaatje moet gereageerd worden met een toetsaanslag, en op de toon door het zeggen van een woord. Beide taken zijn heel eenvoudig, en kunnen na een aantal dagen training binnen 300 ms worden uitgevoerd. Als proefpersonen deze twee taken tegelijk moeten uitvoeren, zijn ze na voldoende training nauwelijks langzamer dan wanneer de taken apart moeten worden gedaan. Dus als het zeggen van het woord alleen gedaan moet worden gaat dit maar 14 ms sneller dan wanneer het samen met de andere taak gedaan moet worden. In ons model verklaren wij dit met twee threads of draden, voor elke taak één6. Omdat de taak zo goed geoefend is, is het model van elke individuele taak heel eenvoudig: voor de visuele taak wordt het beeld herkend, bepaalt het procedurele geheugen welke toets daarbij hoort en voert het motor gebied de toetsaanslag uit. Op vergelijkbare wijze herkent het auditieve systeem de toonhoogte, bepaalt het procedurele geheugen het bijbehorende woord, en initieert het vocale gebied het uitspreken van het woord. De draden kunnen in de knoop raken in het procedurele geheugen, omdat dit voor beide taken op ongeveer hetzelfde moment nodig is. Dit betekent dat één van de taken moet wachten. Omdat het procedurele geheugen zo snel is, is deze wachttijd maximaal 50 ms, maar gemiddeld in de orde van de 14 ms die in het experiment gevonden zijn.

De usual suspects: perceptie en motoriek

Figuur 2. Voorbeeld van Distract-R

Een tweede categorie van hersengebieden betreft perceptueel en motorische gebieden, die gekoppeld zijn aan de zintuigen en de spieren. Acties in deze gebieden duren ongeveer 100 ms tot 300 ms. Het onderzoek op dit terrein is het meest vergevorderd, met als gevolg dat, zoals ik al in mijn inleiding aangaf, velen denken dat deze gebieden, of preciezer de zintuigen en spieren die ermee verbonden zijn, de enige zijn die ertoe doen. Ons threaded cognition onderzoek heeft geleid tot het bouwen van een simulatieprogramma, distract-R, dat voorspellingen doet over de gevolgen van een extra taak tijdens het autorijden5. In figuur 2 is een simulatie te zien van wat er gebeurt als we tijdens het rijden een woord proberen in te typen op de navigatiecomputer. De interferentie wordt hier bijna helemaal veroorzaakt doordat de gesimuleerde bestuurder niet naar de weg kijkt tijdens het typen. Simulaties als deze zijn heel nuttig, omdat er snel meerdere varianten van de navigatiecomputer kunnen worden uitgetest onder verschillende omstandigheden, zoals snelheid, rijden in de mist of in het donker, maar ook de lengte van het woord dat moeten worden ingetypt.

Lange-termijn geheugen

Op ongeveer dezelfde tijdsschaal als perceptie en motoriek bevindt zich het lange-termijn geheugen, of meer precies het declaratieve geheugen. Dit gebied opereert in de orde van 50 ms tot ongeveer 1 seconde. Declaratief geheugen heeft vele functies, en kan daarom om meerdere redenen tot multitaskvertraging leiden. Declaratief geheugen is nodig voor het interpreteren en produceren van taal, het oplossen van rekensommen en allerlei andere zaken waarbij feitenkennis nodig is. Met name ook belangrijk voor multitasking is de rol van declaratief geheugen in vaardigheden. Een kenmerk van beginnergedrag, of het nu autorijden, pianospelen, of het spreken van een nieuwe taal is, is dat het nagenoeg onmogelijk is om er iets anders naast te doen. Onze verklaring is dat voor nieuwe vaardigheden veelvuldig het declaratieve geheugen geraadpleegd moet worden. Het is alsof de kok in de keuken voor elke handeling een kookboek moet raadplegen. In ons eerdergenoemde experiment van Schumacher, waarin op een toon en een plaatje gereageerd moest worden, waren proefpersonen in het begin helemaal niet zo snel, en waren ze veel langzamer als ze twee dingen tegelijk moesten doen. De verklaring hiervoor is dat ze het declaratieve geheugen voor beide taken nodig hebben om te weten welke toets bij welk plaatje hoort, en welk woord bij welke toon. Hierdoor is het gebied waar beide draden elkaar kruisen veel groter, en leidt daardoor tot vertragingen van honderden in plaats van tientallen milliseconden. Een leerproces zet deze kookboekraadpleging langzaam om in procedurele kennis, waardoor de interferentie langzaam verdwijnt. Dit is niet alleen in het eenvoudige Schumacher experiment te zien, maar ook in een klassiek experiment waarin proefpersonen gedicteerde woorden moesten opschrijven terwijl ze verhalen aan het lezen waren, en in experimenten waarin proefpersonen moesten leren om de boordcomputer van een Boeing 777 te programmeren9.

De probleemtoestand, een nieuwe kijk op werkgeheugen

Dan kom ik nu bij de laatste van de gebieden, en misschien wel het meest interessante. Waar de hersengebieden tot nu toe redelijk overeenstemden met algemeen geaccepteerde psychologische functies, wijkt het volgende hier van af. Wij hebben het de probleemtoestand genoemd, en het komt overeen met een deel wat normaal gesproken werkgeheugen wordt genoemd. De probleemtoestand wordt gebruikt om informatie actief te houden die nodig is voor het uitvoeren van de huidige taak. Als we bijvoorbeeld naar de bijkeuken lopen om daar een schroevendraaier te pakken, dan slaan we "schroevendraaier" op in onze probleemtoestand. Als we vervolgens in de bijkeuken vergeten zijn wat we nodig hadden komt dat omdat we intussen aan iets anders gedacht hebben, waardoor de schroevendraaier verdrongen is. Daarnaast wordt de probleemtoestand gebruikt voor het opslaan van tussenresultaten bij redeneringen die uit meerdere stappen bestaan.

Figuur 3. Design van het experiment van Borst, Taatgen & van Rijn3.

De capaciteit van de probleemtoestand is zeer klein, en beperkt zich tot één informatie-element, anders dan het klassieke werkgeheugen waarvan de omvang op zeven plus of min twee wordt gesteld. Als we nu meerdere taken tegelijk willen doen die tussenresultaten moeten bijhouden, dan ontstaat er een conflict dat op een tijdschaal van meerdere seconden ligt. Dit is wellicht het beste te illustreren aan de hand van een experiment uit het onderzoek van Jelmer Borst, Hedderik van Rijn en mijzelf3. In dit experiment moesten proefpersonen twee taken doen: het maken van aftreksommen en het intypen van een serie letters. Deze twee taken werden afgewisseld: een kolom in de som oplossen, dan een letter intypen, dan weer een kolom oplossen. Van elke van de twee taken waren er twee varianten, een makkelijke en een moeilijke, waarbij de makkelijke zonder en de moeilijke met probleemtoestand gedaan werd (figuur 3). Dit was als volgt uitgevoerd: bij makkelijke aftreksommen hoefde nooit geleend te worden, en was het mogelijk naar de volgende kolom te gaan zonder iets van de vorige kolom te weten. Bij moeilijke sommen daartegen moest er soms wel geleend worden, en was het dus nodig om tussen de kolommen te onthouden of er al dan niet geleend was. Bij het intypen van de letters was in de makkelijke variant telkens te zien wat de volgende letter was die moest worden ingetypt. In de moeilijke versie werd aan het begin een heel woord getoond, dat letter voor letter moest worden ingetypt zonder dat er iets op het scherm te zien was. Bij deze variant moest dus onthouden worden wat het woord was, en hoeveel van het woord al getypt was.

Figuur 4. Eén van de resultaten van het experiment van Borst et al.

Volgens onze threaded cognition theorie treden pas problemen op indien twee of meer taken hetzelfde hersengebied nodig hebben. In dit experiment is dit het geval als beide taken een probleemtoestand nodig hebben, dus als beide taken moeilijk zijn. Figuur 4 laat een van de uitkomsten zien van het experiment, namelijk de tijd die nodig is om een letter in te typen in de typetaak. Indien geen of één van de taken moeilijk zijn, is deze tijd ongeveer 1800 millliseconden, maar als beide taken moeilijk zijn schiet de tijd omhoog naar 2400 milliseconden. In dat geval proberen beide taken de probleemtoestand te gebruiken, met als gevolg dat ze om de beurt moeten wachten. Deze vertraging werd door ons model voorspeld, en is ook in de grafiek te zien.

Neuro-imaging evidentie voor draden

Tot nu toe heb ik over hersengebieden gesproken, maar alleen nog maar de uitkomsten van gedragsexperimenten getoond. Wij hebben het experiment dat ik net besproken heb ook in een fMRI scanner uitgevoerd. fMRI stelt ons in staat om tijdens een experiment hersenactiviteit te meten en na te gaan waar in de hersenen deze activiteit plaatsvindt. Het lastige is dat bij bijna elke taak, en zeker bij enigszins complexe taken, heel veel verschillende gebieden actief zijn. De standaardmethode die in veel experimenten gebruikt wordt is om proefpersonen een aantal varianten van een taak te laten doen, en dan te zoeken naar gebieden die in de ene variant wel actief zijn en in de andere variant niet. Als we bijvoorbeeld in één variant visuele input aanbieden en in een andere variant auditieve input, dan zullen we in de fMRI resultaten zien dat in de visuele versie de occipitale cortex actief wordt, en in de auditieve versie een deel van de temporale cortex. Voor hersengebieden die niet zo direct aan de zintuigen gekoppeld zijn is een dergelijke methode lastiger, omdat het moeilijker wordt om taken te bedenken die een gebied volledig in- of uitschakelen. Een cognitief model kan hierbij behulpzaam zijn. Neem bijvoorbeeld de probleemtoestand. Als er een gebied in de hersenen correspondeert met deze probleemtoestand, dan moet het activiteit vertonen als er één taak is die een probleemtoestand nodig heeft, en meer activiteit als er meerdere probleemtoestanden zijn. Met het model kunnen we het tijdsverloop van deze activiteit precies voorspellen. Vervolgens kunnen we in de totale hersenscan op zoek naar waar we de voorspelde activiteit aantreffen.

Figuur 5. Hersenactiviteit die correspondeert met het gebruik van de probleemtoestand

Dit levert voor de probleemtoestand het plaatje in figuur 5 op. De gele gebieden vormen dat deel van de hersenen waarin de activiteit het beste overeenstemt met de voorspelde activiteit in de probleemtoestand. Deze gebieden in de parietale cortex van de hersenen zijn al eerder in onderzoek van Anderson geïdentificeerd als een waarschijnlijke locatie van de probleemtoestand1. Met dit neuroimaging-onderzoek vallen alle puzzelstukjes op zijn plaats: de theorie voorspelt het, een gedragsexperiment en een cognitief model ondersteunen het, en een neuroimaging-experiment bevestigt het. Ons experiment bestaat uit typische laboratoriumtaken, maar heeft een aantal belangrijke consequenties. Het laat namelijk zien dat betrekkelijk kleine variaties in taken tot grote gevolgen kunnen leiden. In het verkeer kan een situatie waarin geen probleemtoestand nodig is, zoals het rijden op een rustige overzichtelijke weg, plotseling veranderen in een situatie waarin wel een probleemtoestand nodig is, bijvoorbeeld bij het naderen van een onoverzichtelijke kruising. Stel dus dat we in een veilige situatie aan het autorijden zijn. Aangezien de situatie overzichtelijk is, is hierbij geen probleemtoestand nodig. In zo'n situatie kan het dan aantrekkelijk zijn om naast het rijden te internetten, waarvoor de probleemtoestand wel nodig is. Als de verkeersituatie nu plotseling complex wordt, dan ontstaat er een conflict dat er eerder niet was. Als het tijdkritische beoordelen van een verkeerssituatie dan aan het kortste eind trekt is er een sterk vergrote kans op een ongeluk. Dit is een dynamische situatie die niet noodzakelijk aan het licht komt in experimenten die hier geen rekening mee houden. De probleemtoestand speelt ook een belangrijke rol voor de kantoorwerker, want als hij of zij een taak uitvoert waarbij een beperkte probleemtoestand moet worden bijgehouden, ik denk bij mijzelf bijvoorbeeld aan het nakijken van tentamens, dan zullen de kosten van interrupties, zoals een telefoongesprek, niet heel groot zijn. Als een probleemtoestand over een langere periode moet worden opgebouwd, zoals bij het lezen of schrijven van een artikel, dan zijn interrupties wel heel kostbaar, omdat na de interruptie de probleemtoestand gereconstrueerd moet worden.

Multitasking is overal

Hoewel in onze rondleiding door de hersenen de voorbeelden betrekking hadden op problemen rond multitasken, zijn de conflicten eerder uitzondering dan regel. In het laatste deel wil ik daarom ingaan op de positieve kanten van het multitaskingtalent van de hersenen. Toen ik elf jaar geleden in deze zaal stond, verdedigde ik de stelling dat intelligentie zonder leren geen intelligentie is. Vandaag wil ik hier nog iets aan toevoegen: intelligentie zonder multitasking is geen intelligentie. Menselijk bewustzijn is niet zo serieel als wij denken. Als u op dit moment nog steeds naar mij luistert en niet probeert de muurschildering achter mij te begrijpen, dan bent u ook aan het multitasken. U bent bezig met het vinden van grammaticale structuur in de woorden die ik uitspreek, en hier betekenis aan toe te kennen. Maar ook moet deze betekenis aan een representatie van wat ik tot nu toe heb gezegd gekoppeld worden, en misschien bent u al een mening aan het vormen of ik al dan niet gelijk heb. Momenteel ben ik alleen aan het woord, en heeft u alleen de draden nodig om wat ik zeg te begrijpen. Als ik echter met u in gesprek zou zijn, zou u ook nog bezig zijn met nadenken over wat voor antwoord u wilt geven, en op zoek zijn naar een gaatje in mijn woordenstroom om het initiatief in het gesprek te nemen. In dat geval zouden er nog een aantal extra draden actief zijn, en deze kunnen soms zo met elkaar in conflict komen dat mensen alleen nog maar denken aan wat ze zelf willen zeggen en niet meer naar elkaar luisteren. Ook het eerder genoemde autorijden is zonder afleiding al een samenspel van meerdere draden: de pedalen moeten bediend worden, een verkeerssituatie moet worden ingeschat, en de spiegels moeten af en toe geraadpleegd worden om een beeld van de wereld te onderhouden. Vanuit die visie zou het letterlijk verbieden van multitasken bij autorijden, als dit al mogelijk zou zijn, tot catastrofes leiden! Waarom zou menselijk denken uit meerdere losse componenten bestaan? Ten eerste levert dit extra flexibiliteit en robuustheid: we kunnen taal begrijpen in de context van een lezing, een gesprek of het lezen van een boek. Elk heeft een net iets andere selectie van draden nodig. Ten tweede maakt de multitasking-strategie het makkelijker om nieuwe dingen te leren. Mensen moeten vaak nieuwe problemen oplossen die ze nog nooit eerder hebben gezien. Om een nieuw probleem aan te pakken moet kennis bij elkaar gezocht worden die afkomstig is van bestaande taken. Als ik een nieuw bordspel heb gekocht, dan kan ik dit in 10 minuten uitleggen, en voert iedereen na 15 minuten een compleet nieuwe taak uit. Dit zou ondenkbaar zijn als geen beroep gedaan kon worden op bestaande kennis. Afgezien van het feit dat spellen veel impliciete regels kennen, is het nagenoeg onmogelijk om de 10 minuten uitleg letterlijk te onthouden en direct toe te passen. Veel waarschijnlijker is het dat de uitleg een verzameling bestaande vaardigheden activeert, zoals "het is een beetje zoals yahtzee maar dan met kaarten en met bieden zoals in poker". Deze elementen moeten vervolgens geïntegreerd worden samen met elementen die echt nieuw zijn. Kortom, net als in multitasking moeten een aantal draden verweven worden tot een oplossing voor de nieuwe situatie. Ik ben er dan ook van overtuigd dat voor het leren van nieuwe vaardigheden eenzelfde oplossing als voor multitasking te gebruiken is. Ik hoop dat deze voorbeelden geïllustreerd hebben dat een goede theorie over multitasking meer kan dan alleen multitasking verklaren. Uiteindelijk is dit een van de belangrijke principes van cognitief modelleren, en natuurlijk ook van wetenschap in het algemeen: zo veel mogelijk verschijnselen verklaren met zo weinig mogelijk mechanismen.

Multitasking: de touwtjes in handen houden

Ter afsluiting terug naar wat meer praktische vragen. Hoe kunnen we nu ons hoofd boven water houden in een maatschappij vol multitasking? Door te realiseren dat ons brein graag wil multitasken. De kunst van het multitasken is niet om alles tegelijk te doen, maar eerder om de draden uit elkaar te houden, en te weten wanneer er nog wat bij kan en wanneer niet. Kortom, we moeten de touwtjes in handen houden! Misschien hoeft niet elke email meteen gelezen te worden, en kan een telefoongesprek in de auto wel even wachten tot we veilig op de snelweg zitten. We hebben misschien geen controle over hoe alle draden door elkaar lopen, maar we kunnen wel degelijk bepalen welke draden tot het spel worden toegelaten. De laatste praktische vraag waar die ik moest beantwoorden was hoe een dankwoord in de oratie te smokkelen. Mijn eerste idee was om dit aan de presentatie toe te voegen, zodat te bedanken personen tijdens het verhaal te zien waren. Ik realiseerde mezelf echter snel dat dit tot onaanvaardbare multitasking-interferentie zou leiden. Daarom wil ik mensen nu bedanken aan de hand van een attentional blink paradigma, waar ik helaas geen tijd voor heb gehad om het in detail uit te leggen10. Uw taak is als volgt: bedenk twee personen die bedankt zouden moeten worden, en probeer deze in de volgende stroom te vinden.

Ik heb gezegd.

 

Referenties

1Anderson, J. R. (2007). How can the human mind occur in the physical universe? New York: Oxford University Press.

2Brookhuis, K. A., De Vries, G., & De Waard, D. (1991). The effects of mobile telephoning on driving performance. Accident Analysis & Prevention, 23, 309-316.

3Borst, J., Taatgen, N.A. & van Rijn, H. (2010). Problem representations in multi-tasking: An additional cognitive bottleneck. Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition, 36(2), 363-382.

4Gonzalez, V. M., & Mark, G. (2004). “Constant, constant, multi-tasking craziness”: Managing multiple working spheres. In Proceedings of the SIGCHI Conference on Human Factors in Computing Systems: CHI 2004 (pp. 113-120). New York: ACM Press.

5Salvucci, D. D. (2009). Rapid prototyping and evaluation of in-vehicle interfaces. ACM Transactions on Human-Computer Interaction, 16, 2, Article 9 (June 2009), 33 pages.

6Salvucci, D. D., & Taatgen, N. A. (2008). Threaded Cognition: An Integrated Theory of Concurrent Multitasking. Psychological Review, 115(1), 101-130.

7Salvucci, D. D. & Taatgen, N. A. (in press). The multitasking mind. New York: Oxford University Press.

8Schumacher, E. H., Seymour, T. L., Glass, J. M., Fencsik, D. E., Lauber, E. J., Kieras, D. E., et al. (2001). Virtually perfect time sharing in dual-task performance: uncorking the central cognitive bottleneck. Psychological Science, 12, 101-108.

9Taatgen, N. A., Huss, D., Dickison, D. & Anderson, J. R. (2008). The acquisition of robust and flexible cognitive skills. Journal of Experimental Psychology: General, 137(3), 548-565.

10Taatgen, N.A., Juvina, I., Schipper, M., Borst, J., & Martens, S. (2009). Too much control can hurt: A threaded cognition model of the attentional blink. Cognitive Psychology, 59(1), 1-29.