Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen


Kunstmatige Intelligentie




Regels en Richtlijnen

Examencommissies

  

 



Regels en Richtlijnen zoals bedoeld in artikel 7.12 vierde lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek voor de propedeuse en bachelor opleiding Kunstmatige Intelligentie (KI), de master opleidingen Mens-Machine Communicatie (MMC) en Artificial Intelligence (AI) en de doctoraal opleiding Technische Cognitiewetenschap (TCW).

De examencommissie voor de opleidingen KI, MMC, AI en TCW gelet op: artikel 7.12, lid 4 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

BESLUIT:

de volgende regels en richtlijnen voor de opleidingen TCW, KI, MMC en AI vast te stellen:

 

Artikel 1 –  Begripsomschrijvingen

In deze regels en richtlijnen wordt verstaan onder:

·          OER: de onderwijs- en examenregeling voor de in art. 1 genoemde opleiding(en), laatstelijk vastgesteld op 20 april 2004.

·          examinandus: degene die zich onderwerpt aan een tentamen of examen;

·          tentamen: de beoordeling van de kennis en/of vaardigheid van de examinandus m.b.t. een bepaald onderdeel van de opleiding;

·          student: degene die is ingeschreven voor de opleiding.

 

Artikel 2 – Het afnemen van tentamens

1.        De examencommissie wijst voor het afnemen van elk tentamen één of meer examinatoren aan. In principe wordt de voor het vak eerst verantwoordelijke docent als zodanig aangewezen.

2.        Elk tentamen omvat het door de examinator te verrichten onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek.

3.        In geval één en hetzelfde tentamen al dan niet terzelfder tijd door meer dan één examinator wordt afgenomen en de uitkomst daarvan wordt beoordeeld, ziet de examencommissie erop toe, dat de examinatoren beoordelen aan de hand van dezelfde normen. De examencommissie wijst in deze gevallen een voor het tentamineren eerstverantwoordelijke examinator aan welke zorg moet dragen voor een gelijkwaardige beoordeling.

4.        De examinator stelt vast of is voldaan aan de voorwaarden voor toelating tot het tentamen.

 

Artikel 3 – Aantal personen bij mondeling tentamen

1.        Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentami­neerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald.

2.        Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examen­commissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de examinandus daartegen bezwaar heeft gemaakt.

 

Artikel 4 – Vaststelling uitslag examen

1.        De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast bij gewone meerderheid van stemmen van alle leden.

2.        Staken de stemmen nadat alle leden een stem hebben uitgebracht, dan is de examinandus afgewezen.

 

Artikel 5 – Cum laude

1.        Propedeuse:

a.        Aan de uitslag van het propedeutisch examen kan het predikaat “cum laude” worden verbonden indien het naar studieomvang gewogen onafgerond gemiddelde tenminste een 8 is.

b.        Aan de uitslag van het propedeutisch examen kan het predikaat “met veel genoegen” worden verbonden indien het naar studieomvang gewogen onafgerond gemiddelde tenminste een 7.5 is.

c.        Voor beide predikaten dienen alle vakken in het eerste jaar van inschrijving te zijn behaald.

2.        Doctoraal-, bachelor- of masterexamen:

a.        Aan de uitslag van het doctoraal-, bachelor- of masterexamen kan het predikaat "cum laude" worden verbonden, indien zowel het naar studieomvang gewogen onafgerond gemiddelde voor alle vakken met uitzondering van de bachelorproject/onderzoekstage en het eindcijfer voor het bachelorproject/onderzoekstage tenminste een 8 is.

b.        Aan de uitslag van het doctoraal-, bachelor- of masterexamen kan het predikaat "met veel genoegen" worden verbonden, indien het naar studieomvang gewogen onafgerond gemiddelde voor alle vakken met uitzondering van de bachelorproject/onderzoekstage een 7.5 is, en het eindcijfer voor het bachelorproject/onderzoekstage tenminste een 8 is.

3.        De beslissing tot het verlenen van het predikaat "cum laude"  dan wel “met veel genoegen” wordt genomen met een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte stemmen.

4.        Bij de toekenning van het propedeutisch diploma wordt geen judicium verleend als aan een student vrijstellingen zijn toegekend ter waarde van tenminste 12 ects. Bij de toekenning van het doctoraal diploma of het bachelordiploma wordt geen judicium verleend als aan een student vrijstellingen zijn toegekend ter waarde van tenminste 60 ects.

 

Artikel 6 – Tijdstippen

1.                    Schriftelijke tentamens worden afgenomen in de perioden welke voor aanvang van het betreffende cursusjaar door de examencommissie zijn vastgesteld, gehoord de desbetreffende examinatoren en met inachtneming van het bepaalde in de OER.

2.                    Bij de vaststelling van de tijdstippen, bedoeld in het eerste lid, wordt zoveel mogelijk voorkomen dat tentamens gelijktijdig worden afgenomen. Mochten tentamens van verplichte vakken voor de opleiding waarvoor de examinandus staat ingeschreven gelijktijdig worden afgenomen, wordt de examinandus een alternatief tentamen aangeboden, eventueel zoals beschreven in lid 4.

3.                    Wijziging va`n een in het eerste lid bedoeld tijdstip vindt uitsluitend plaats in geval van overmacht..

4.                    Mondelinge tentamens worden op een door de betreffende examinator dan wel examinatoren, zo mogelijk na overleg met de examinandus, te bepalen tijdstip afgenomen.

5.                    Het bepaalde in het vierde lid is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op tentamens die anders dan schriftelijk of mondeling worden afgenomen.



Artikel 7 – Aanmelding

1.                    Deelneming aan een schriftelijk tentamen/examen vindt niet plaats dan na deugdelijke en tijdige aanmelding bij het facultair beheer.

2.                    Als tijdige aanmelding geldt een opgave tenminste 10 werkdagen voor het tijdstip waarop het betreffende tentamen zal worden afgenomen.

3.                    De examencommissie kan in bijzondere, beargumenteerde gevallen toestaan dat een latere aanmelding niettemin als tijdig wordt aangemerkt mits het schriftelijke verzoek hiertoe voor aanvang van het tentamen is ingediend  bij de examencommissie. Een kopie van dit verzoek dient in dat geval als voorlopige toelating tot het tentamen.



Artikel 8 – Terugtrekking

1.                    Indien de examinandus niet deelneemt aan het tentamen op het tijdstip waarvoor hij zich heeft opgegeven, dan wel zich minder dan 3 dagen voor dat tijdstip terugtrekt, wordt hij uitgesloten van deelneming aan de volgende tentamenmogelijkheid

2.                    Niettemin kan de examinandus door de examencommissie toestemming worden verleend tot zodanige deelneming, indien hij aantoont door overmacht te zijn verhinderd deel te nemen respectievelijk zich tijdig te hebben teruggetrokken.



Artikel 9 – Vrijstellingsverzoek

1.                    Een verzoek om vrijstelling wordt schriftelijk met redenen omkleed ingediend bij de examencommissie.

2.                    De examencommissie hoort de betreffende examinatoren, alvorens te beslissen op het verzoek.

3.                    De examencommissie beslist binnen een maand na ontvangst van het verzoek. Bij de berekening van deze termijn worden de academische vakanties buiten beschouwing gelaten. De verzoeker wordt onverwijld in kennis gesteld van de beslissing.



Artikel 10 – De orde tijdens een tentamen

1.                    De examencommissie draagt er zorg voor, dat ten behoeve van de schriftelijke examinering surveillanten worden aangewezen, die erop toezien dat het tentamen in goede orde verloopt. De examencommissie kan deze zorg opdragen aan de betreffende examinator.

2.                    De examinandus is verplicht zich op verzoek van of vanwege de examencommissie te legitimeren door middel van zijn collegekaart.

3.                    De examinandus is verplicht de aanwijzingen van de examencommissie c.q. de examinator, alsmede aanwijzingen die tijdens het examen of tentamen en onmiddellijk na afloop daarvan worden gegeven, op te volgen.

4.                    Volgt de examinandus een of meer aanwijzingen als bedoeld in het derde lid niet op, dan kan hij door de examencommissie c.q. de examinator worden uitgesloten van de verdere deelname aan het betreffende tentamen. De uitsluiting heeft tot gevolg dat geen uitslag wordt vastgesteld van dat tentamen. Voordat de examencommissie c.q. de examinator een besluit tot uitsluiting neemt, stelt zij de examinandus in de gelegenheid te worden gehoord.

 

Artikel 11 – Fraude

1.                    Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een examinandus dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken.

2.                    In geval van fraude tijdens het afleggen van een tentamen kan de examencommissie de examinandus uitsluiten van verdere deelname aan het betreffende tentamen voor een periode van ten hoogste één jaar.

3.                    De beslissing inzake uitsluiting wordt genomen naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de surveillant van de door hem geconstateerde of vermoede fraude.

4.                    In spoedeisende gevallen kan de examencomissie een voorlopige beslissing tot uitsluiting nemen op grond van een mondeling verslag van de surveillant. Hij draagt zorg dat dit verslag terstond na afloop van het tentamen op schrift wordt gesteld en in afschrift aan de examinadus wordt verstrekt.

5.                    De examinandus kan aan de examencommissie verzoeken de uitsluiting ongedaan te maken. Bij dit verzoek voegt hij een afschrift van het verslag, bedoeld in het vierde lid, en desgewenst zijn schriftelijk commentaar daarop.

6.                    Voordat de examencommissie een beslissing neemt op een verzoek, als bedoeld in het vijfde lid, stelt zij de examinandus in de gelegenheid te worden gehoord.

7.                    Een uitsluiting heeft tot gevolg, dat geen uitslag wordt vastgesteld voor het in het tweede lid bedoelde tentamen.

 

Artikel 12 – Vragen en opgaven

1.                    De vragen en opgaven van het tentamen gaan de tevoren bekend gemaakte bronnen waaraan de examenstof is ontleend niet te buiten. Deze bronnen worden voor de aanvang van het onderwijs dat op het tentamen voorbereidt in hoofdzaak bekend gemaakt. Uiterlijk een maand voor het afnemen van het tentamen wordt de precieze omvang van de stof definitief bekendgemaakt.

2.                    De vragen en opgaven van het tentamen zijn zo evenwichtig mogelijk gespreid over de tentamenstof.

3.                    Het tentamen representeert de onderwijsdoelen naar inhoud en vorm.

4.                    De vragen en opgaven van een tentamen zijn duidelijk en ondubbelzinnig, en bevatten voldoende aanwijzingen voor de vereiste detaillering van de antwoorden.

5.                    Geruime tijd voor het afnemen van een tentamen maakt de examencommissie c.q. de examinator bekend op welke manier het tentamen wordt afgenomen.

6.                    Geruime tijd voor het afnemen van een tentamen stelt de examencommssie of de examinator de exami­nandi zo mogelijk in de gelegenheid kennis te nemen van een schriftelijke proeve van een dergelijk tentamen.

7.                    Degene die in het voorafgaande collegejaar het onderwijs voor een tentamen heeft gevolgd en door bijzondere omstandigheden aan één of meer tenta­men gelegen­heden niet heeft kunnen deelnemen, kan de Examencommissie verzoeken om geëxa­mi­neerd te worden over de stof zoals die voor dat betreffende onderdeel in dat jaar werd vastgesteld.

 

Artikel 13 – Beoordeling

1.                    Men is geslaagd voor het propedeutisch/doctoraal/bachelor/master examen indien alle tentamens met voldoende resultaat (³ 6) zijn afgelegd. Voor practica kunnen ook de volgende beoordelingen worden gebruikt: Onvoldoende (=ON); Voldoende (=VO).

2.                    Vrijstelling van het afleggen van een tentamen dan wel van het deelnemen aan een practicum wordt gelijkgesteld met de beordeling: Voldoende (VO) en aangeduid met: VR.

3.                    De wijze van beoordeling is zodanig dat de examinandus kan nagaan hoe de uitslag van zijn tentamen tot stand is gekomen.

4.                    In bepaalde gevallen kan de examinator in overleg met de examencommissie afzien van het geven van een cijfer en een beoordeling geven in termen van voldoende/ onvoldoende, ge­slaagd/niet geslaagd, aan verplichtingen voldaan/niet voldaan.

 

Artikel 14 – Nabespreking

1.                    Zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de uitslag van een monde­ling tentamen vindt desgevraagd dan wel op initia­tief van de examina­tor een nabespre­king plaats tussen de examina­tor en de geëxamineerde. Alsdan wordt de gegeven uitslag toegelicht.

2.                    Gedurende een termijn van zes weken, die aanvangt op de dag na de bekendma­king van de uitslag van een anders dan mondeling afgelegd tentamen kan de geëxamineer­de aan de betreffende examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking vindt plaats op een door de examina­tor te bepalen plaats en tijdstip.

3.                    Indien door of vanwege de examencommissie een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, kan de geëxamineerde een verzoek als bedoeld in het vorige lid pas indienen wanneer hij bij de collec­tieve nabespre­king aanwezig is geweest en zijn verzoek motiveert, of indien hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collec­tieve nabespreking aanwezig te zijn.

4.                    Het bepaalde in het derde lid is van overeenkomstige toepassing, indien de examencommissie dan wel de examinator aan de geëxamineerde de gelegenheid biedt om zijn uitwerking te vergelijken met model-antwoorden.

5.                    De examencommissie c.q. examinator kan afwijkingen toestaan van het bepaalde in het tweede en het derde lid.

 

Artikel 15 – Maatstaven

De examencommissie c.q. de examinatoren nemen bij hun beslissingen de volgende maatstaven als richtsnoer:

a.        het behoud van kwaliteits- en selectie-eisen van elk tentamen;

b.        doelmatigheidseisen, onder meer gericht op:

§          het beperken van tijdverlies voor studenten, die snelle voortgang maken met de studie;

§          tijdig staken van de studie door studenten, waarvan het onwaarschijnlijk is dat zij zullen slagen voor een examen of tentamen;

c.        bescherming tegen zichzelf van de student die een te grote studie­last op zich wil nemen;

d.        mildheid jegens studenten, die door omstandigheden buiten hun schuld, studiever­traging hebben ondervonden.

 

Artikel 16 – Beroepsrecht

Tegen beslissingen van de examencommissie of van examinatoren staat beroep open bij het College van beroep voor de examens als bedoeld in artikel 7.60 WHW.

 

Artikel 17 – Wijziging regels en richtlijnen

Geen wijzigingen vinden plaats, die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van studenten hierdoor redelijkerwijs niet worden geschaad.

 

Artikel 18 – Onvoorziene omstandigheden

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de examencommissie.

 

Artikel 19 – Inwerkingtreding

Deze regels en richtlijnen treden in werking op 1 september 2004.