Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen


Kunstmatige Intelligentie



Onderwijs- en ExamenRegeling 2005 - 2006

Master-opleiding Mens-Machine Communicatie

 

Inhoud:



1. Algemene bepalingen

2. Opbouw van de opleiding

3. Tentamens en examen van de opleiding

4. Toelating

5. Studiebegeleiding

6. Overgangs- en slotbepalingen

Bijlage 

 

 



Paragraaf 1          Algemene Bepalingen

 

Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling

Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en het examen van de master-opleiding Mens-Machine Communicatie, hierna te noemen: de opleiding.

De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit.

 

Artikel 1.2 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.        de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

b.        student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding;

c.        onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet;

d.        practicum: een practische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen:

-          het maken van een scriptie,

-          het maken van een werkstuk of een proefontwerp,

-          het uitvoeren van een onderzoekopdracht,

-          het deelnemen aan veldwerk of een excursie,

-          het doorlopen van een stage,

-          of het deelnemen aan een andere onderwijsleeraktiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden;

e.        examen: het master-examen van de opleiding;

f.         semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus.

De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.

 

Artikel 1.3 Doel van de opleiding

Met de opleiding wordt beoogd:

-            voor te bereiden op de beroepsuitoefening als systeem- of interface-ontwerper/analist, en/of taal- en spraaktechnoloog op het gebied van de Kunstmatige Intelligentie,

-            gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van mens-machine communicatie bij te brengen, en

-            voor te bereiden op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van communicatie­systemen, mens-computer interactie of de kunstmatige intelligentie.

 

Artikel 1.4 Vorm van de opleiding

De opleiding wordt voltijds verzorgd.

 

Artikel 1.5 Voertaal

De voertaal van het onderwijs en de examens is het Nederlands. Conform de gedragscode Voertalen Rijksuniversiteit Groningen kan het faculteitsbestuur besluiten studieonderdelen in het Engels aan te bieden. De betreffende studieonderdelen staan vermeld in bijlage 1.

 




Paragraaf 2          Opbouw van de opleiding

 

Artikel 2.1 Studielast

De opleiding heeft een studielast van 120 studiepunten (European Credits), waarbij één studiepunt gelijk staat aan 28 uren studie.

 

Artikel 2.2 Samenstelling opleiding

1.      De opleiding omvat de volgende verplichte onderdelen met de daar­bij ­vermelde studielast:

1.          Cognitive Modeling (5 EC)

2.          Language Modeling (5 EC);

3.          Usability Engineering & Analysis (5 EC);

4.          Natural Language Processing 1 (5 EC);

5.          Interface Design (5 EC);

6.          Capita selecta Mens-Machine Communicatie (5 EC);

7.          Onderzoeksvaardigheden (5 EC);

8.          Onderzoekstage van 45 EC; of onderzoeksstage van 30 EC en praktijkstage van 15 EC.

 

Artikel 2.3 Keuzeonderdelen

1.             De student kiest onder goedkeuring van de examencommissie een of meer onderdelen met een totale studielast van 40 EC.

1.        Voor keuze komen in aanmerking de volgende onderdelen met de daar­bij ­vermelde studielast:

1.          User Models (5 EC);

2.          Multi-Agent Systems (5 EC);

3.          Handwriting Recognition (5 EC);

4.          Sound Recognition (5 EC);

5.          Cross-Modal Perception (5 EC);

6.          Machine Learning (5 EC);

7.          Computer Mediated Communication (10 EC);

8.          Skill Acquisition and Training (5 EC);

9.          Software Engineering (5 EC);

10.       Natural Language Processing 2 (5 EC);

11.       Advanced Webtechnology (10 EC);

12.       Experimental Linguistics (5 EC);

13.       Onderzoekscollege Experimentele Taalkunde (10 EC);

14.       Biophysics of the Ear (3 EC);

15.       Biophysics of the Eye (3 EC);

16.       Multilevel Analysis (5 EC);

17.       Causal Inference (5 EC);

18.       Repeated Measurements (5 EC).

 

2.        De samenstelling van de onder lid 2 genoemde onderdelen wordt jaarlijks door de examencommissie bepaald.

3.        In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat een of meer onderdelen van andere universitaire masterprogramma’s worden gekozen.

 

Artikel 2.4 Practica

1.        De volgende onderdelen, als genoemd in art. 2.2 en 2.3 omvatten, naast het onder­wijs in de vorm van hoorcolleges, een practi­cum in de daarbij aangegeven vorm en van de daarbij vermelde omvang:

-       User Models, ontwerpopdracht, 4 EC;

        -       Language Modeling, computeropdrachten, 2 EC;

2.        Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met vol­doende resultaat deelnemen aan het desbetreffende practicum als het behalen van het tentamen:

-       Interface Design;

-       Onderzoeksvaardigheden;

-       Onderzoekstage en/of Praktijkstage.

 




Paragraaf 3          Tentamens en examen van de opleiding

 

Artikel 3.1 Algemeen

1.        Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij de gestelde leerdoelen zal bereiken resp. heeft bereikt. Hij wordt daarbij geadviseerd over zijn verdere deelname aan de opleiding.

2.        Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager.

3.        Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen voor een onderdeel heeft voldaan, maar hem niettemin geen voldoende is toegekend, wordt hij in de gelegenheid gesteld een aanvullende of een vervangende toets af te leggen.

 

Artikel 3.2 Verplichte volgorde

Aan het afstudeerproject kan pas worden begonnen indien de student ten minste 60 EC heeft behaald.

 

Artikel 3.3 Beoordeling stage- of onderzoekopdracht

De beoordeling van een stage of van een onderzoekopdracht wordt verricht door twee examinatoren, van wie ten minste een staflid van de opleiding, die als examinator zijn aangewezen door de examencommissie.

 

Artikel 3.4 Tijdvakken en frequentie tentamens

Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 2.2 genoemde onderdelen wordt in elk studiejaar tenminste tweemaal de gele­genheid gegeven.

 

Artikel 3.5 Vorm van de tentamens

4.        De tentamens van de onderdelen, genoemd in artikel 2.2 en 2.3, worden schriftelijk afge­legd, met uitzondering van de volgende tenta­mens, die op de daarbij aangegeven wijze worden afgelegd:

1.          User Models, verslag;

2.          Language Modeling, computeropdrachten en referaat;

3.          Usability Engineering & Analysis, ontwerp, referaat en schriftelijk tentamen;

4.          Capita selecta Mens-Machine Communicatie, referaat en schrijfopdracht.

5.        Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd.

6.        Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examen­com­missie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslis­sen.

 

Artikel 3.6 Mondelinge tentamens

1.        Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentami­neerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald.

2.        Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examen­commissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt.

 

Artikel 3.7 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag

1.        De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student een desbetreffende schrifte­lijke verkla­ring uit.

2.        De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en ver­schaft de administra­tie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk bewijsstuk omtrent de uitslag aan de student.

3.        Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen.

4.        Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens.

 

Artikel 3.8 Geldigheidsduur

1.        De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt, met uitzondering van de practica die zijn vermeld in artikel 2.4, eerste lid. Deze onderdelen hebben een geldigheidsduur van 2 jaren.

 

2.        In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen.

 

Artikel 3.9 Inzagerecht

1.        Gedurende tenminste zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk.

Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk.

2.        Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belang­stel­lende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.

3.        De examencommissie kan bepalen dat de student op zijn verzoek een kopie tegen kostprijs krijgt van één of meerdere van de vragen en opdrachten.

4.        De examencommissie kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen.

Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschij­nen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn.

 

Artikel 3.10 Vrijstelling

De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student:

a.        hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid;

b.        hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel.

 

Artikel 3.11 Examen

1.        De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student voldoende bewijzen overlegt van door hem behaalde tentamens.

 

2.        Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voorzover de uitslagen van de desbetreffende tentamens haar daartoe aanleiding geven.

 

Artikel 3.12 Graad

1.        Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Science” verleend.

2.        De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.

 




Paragraaf 4          Toelating

 

Artikel 4.1 Vooropleiding

1.        Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende kennis en vaardigheden:

-          Kennis en inzicht op het gebied van de cognitieve psychologie;

-          Kennis en inzicht op het gebied van computationele taalkunde;

-          Kennis en inzicht op het gebied van mens-machine interactie;

-          Kennis en inzicht op het gebied van neuro-wetenschappen;

-          Kennis en inzicht op het gebied van statistiek;

-          Kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van informatica, in het bijzonder van programmeren;

-          Kennis en inzicht op het gebied van Logica.

2.        De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding “Kunstmatige Intelligentie” van een der universiteiten in Nederland wordt geacht te beschikken over de kennis en vaardigheden, genoemd in het eerste lid, en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding.

3.        Toelating als bedoeld in de leden 1 en 2 geeft recht op inschrijving in de opleiding.

 

 

Artikel 4.2 Toelating programma’s

Vervallen

 

Artikel 4.3 Toelatingscommissie

1.        De toelating tot de opleiding is opgedragen aan de toelatingscommissie van de opleiding. Deze wordt gevormd door:

-          een lid, tevens voorzitter, aangewezen uit de hoogleraren die met onderwijs in de opleiding zijn belast;

-          twee leden aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast.

2.        Als adviserend lid, tevens secretaris, wordt aangewezen de studieadviseur voor de opleiding.

3.        De aanwijzing geschiedt door de examencommissie.

 

Artikel 4.4 Toelatingsonderzoek: criteria

Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in art. 4.1, eerste lid, stelt de toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit.

 

Artikel 4.5 Toelatingsonderzoek: tijdstippen

1.        Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats m.b.t. het begin van de opleiding in het eerste en het tweede semester.

2.        Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding wordt voor 1 mei resp. 1 november ingediend bij de toelatingscommissie.

3.        In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen.

4.        De toelatingscommissie beslist voor 1 juni resp. 1 december op het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in art. 4.4 bedoelde eisen t.a.v. kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen.

Op de schriftelijke verklaring omtrent toelating wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens.

 

Artikel 4.6 Voorlopige toelating

1.        Op verzoek van de kandidaat, die zich voorbereidt op het afsluitend examen van de in art. 4.1, tweede lid, genoemde bacheloropleiding, kan de toelatingscommissie hem eenmalig voorlopig toelaten tot de opleiding, mits:

1.          hij de propedeuse heeft behaald; en

2.          hij overigens van de bacheloropleiding nog slechts onderdelen met een gezamenlijke studielast van ten hoogste 15 EC moet behalen.

2.        Een voorlopige toelating dient binnen twaalf maanden te worden vervangen door een toelating krachtens art. 4.1.

 




Paragraaf 5          Studiebegeleiding

 

Artikel 5.1 Studievoortgangsadministratie

1.        De faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten.

2.        Zij verschaft elke student tenminste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten.

 

Artikel 5.2 Studiebegeleiding

1.        In het kader van de toelatingsprocedure maakt de faculteit een afspraak met de student over de individuele inrichting van de door hem te volgen opleiding.

2.        De faculteit draagt zorg voor een inwerkprogramma van de student bij de aanvang van zijn opleiding.

3.        De faculteit draagt zorg voor voldoende begeleiding van de student tijdens zijn opleiding, en schenkt daarbij in het bijzonder aandacht aan mogelijke aanpassingen in het belang van de aansluiting van de gekozen opleiding op een eventuele onderzoekersopleiding of de beroepsuitoefening buiten de universiteit.



 

Paragraaf 6          Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 6.1 Overstap van ‘oude stijl’ naar ‘nieuwe stijl’

1.        In afwijking van het bepaalde in de artikel 4.1 kan degene die de in artikel 4.1, eerste lid, genoemde onderdelen van de opleiding Kunstmatige Intelligentie of Technische Cognitie­weten­schap heeft behaald, verzoeken te worden toegelaten tot de opleiding.

2.        Indien de toelatingscommissie het verzoek inwilligt, kan zij in haar besluit onderdelen aanwijzen, waarvan de student is vrijgesteld.

 

Artikel 6.2 Wijziging

1.        Wijzigingen van deze regeling worden door het faculteitsbestuur , gehoord de opleidingscommissie en na overleg met de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld.

2.        Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.

3.        Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op:

-          een goedkeuring die krachtens art. 2.2 is verleend;

-          enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student.

 

Artikel 6.3 Bekendmaking

1.        Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken.

2.        Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen.

 

Artikel 6.4 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 september 2005.

Aldus vastgesteld door het faculteitsbestuur op 26-05-2005.

 




Bijlage 1

Vakken die mogelijk in het Engels gegeven kunnen worden

 

-       Cognitive modeling

-       Cross-modal perception

-       Handwriting recognition

-       Language modeling

-       Machine learning

-       Multi-agent systems

-       Skill acquisition and training

-       Usability engineering & analysis

-       User models