Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen


Kunstmatige Intelligentie






Studiegids Kunstmatige Intelligentie 2005 – 2006


Deel I Het vakgebied Kunstmatige Intelligentie


Dit deel gaat over Kunstmatige Intelligentie:
Wat houdt Kunstmatige Intelligentie in?
Wat bestudeert deze wetenschap, en uit welke wetenschaps­gebieden haalt zij haar inspiratie?
En wat kun je met een opleiding in de Kunstmatige Intelligentie?



1 Kunstmatige Intelligentie: op het snijvlak van techniek en cognitiewetenschap



1         Kunstmatige Intelligentie: op het snijvlak van techniek en cognitiewetenschap

1.1        Wat is Kunstmatige Intelligentie?

Kunstmatige Intelligentie is de wetenschap die zich als doel stelt om informatieverwerking door intelligente autonome actoren (zoals mensen) zó goed te begrijpen dat men in staat is om werkende modellen te realiseren die, net zoals hun natuurlijke voorbeelden, in staat zijn om op een adequate manier informatie te verwerken in een complexe omgeving. Het verschil in gedrag tussen het model en het natuurlijk systeem leert ons iets over beide systemen. Deze aanpak maakt het mogelijk om nieuwe fundamentele inzichten te ontwikkelen en om werkende toepassingen te realiseren.

Kort na de uitvinding van de computer diende computerschaak zich aan als centrale uitdaging binnen het onderzoek naar Kunstmatige Intelligentie. In­middels weten we dat schaken voor computers een relatief eenvoudige taak is, terwijl alledaagse vormen van informatieverwerking (waarneming, redeneren met onzekerheid, motorische planning, taalverwerking) veel moeilijker met de computer nagebootst kunnen worden. Ook is gebleken dat intelligentie in de natuur zeer veel belangrijke facetten heeft die binnen het onderzoek naar computerschaak buiten beeld bleven. In recente jaren worden grote vorderingen gemaakt binnen het onderzoek naar autonome systemen (ontwikkelende intelligentie in robots) en in het onderzoek naar hoe mensen hun cognitieve vaardigheden gebruiken, wat toegepast kan worden bij de optimalisatie van mens-machine interactie.

1.2        Basiswetenschapsgebieden

De volgende vakgebieden zijn een grote bron van inspiratie voor de Kunstmatige Intelligentie: cognitiewetenschap, psychologie, informatica, taalwetenschap, filosofie, biologie en neurowetenschappen. Binnen al deze vakgebieden wordt al tientallen jaren, en soms zelfs al eeuwen lang, nagedacht over (menselijke) intelligentie, over het denken en redeneren, waarnemen en gedrag.

Elk vakgebied benadert deze onderwerpen vanuit zijn eigen invalshoek. Binnen de Kunst­matige Intelligentie is het noodzakelijk de kennis en methoden uit de verschillende bijdragende vakgebieden samen te brengen om zo tot een beter inzicht te komen van de essentie van kunstmatige en natuurlijke informatieverwerking. De begrippen kennis en kenvermogen (cognitie) spelen hierbij een grote rol.

Cognitiewetenschap

Cognitiewetenschap is de wetenschap die zich bezig houdt met menselijke kennis en het menselijk denken. Hieronder vallen o.a. mentale processen die iedereen onmiddellijk zal herkennen als denkprocessen, zoals bewust denken en logisch redeneren. Deze denk­processen spelen een belangrijke rol in de wiskunde, maar ook bijvoorbeeld bij het schaken. Het oplossen van een wiskundig probleem en het spelen van een partij schaak vergen nogal wat mentale inspanning. Om te kunnen schaken moet je een zekere mate van intelligentie bezitten.

Maar niet alleen bewuste denkprocessen zoals het oplossen van een wiskundig probleem vormen onderwerp van onderzoek binnen de cognitiewetenschap. Ook onbewuste processen zoals het waarnemen en herkennen van een voorwerp worden binnen de cognitie­weten­schap bestudeerd. Onze hersenen spelen een actieve rol bij het waarnemingsproces. Dat is ook de oorzaak van bepaalde vormen van gezichtsbedrog. Het is niet zo dat wij de wereld precies zo waarnemen als die daadwerkelijk is. Integendeel, binnenkomende visuele infor­matie wordt aangevuld. Wanneer onze hersenen ontbrekende informatie foutief aan­vullen, kan dit tot gevolg hebben dat we soms iets zien wat er in werkelijkheid helemaal niet is. De cognitiewetenschap houdt zich bezig met zowel bewuste als onbewuste mentale processen en toestanden.

De hersenen, en de manier waarop ze werken en wat ze wel en niet kunnen, spelen een belangrijke rol bij vrijwel alles wat we doen. Onderzoek naar de hersenen is daarom van groot belang voor cognitiewetenschappelijk onderzoek. Bovendien zijn de hersenen een bron van inspiratie voor de onderzoekers die werkende modellen willen ontwikkelen.

De cognitiewetenschap betreft echter niet alleen maar theorie. De laatste tientallen jaren heeft er een aantal belangrijke ontwikkelingen plaatsgevonden op het gebied van techniek, waardoor mensen in het dagelijks leven steeds meer en steeds vaker te maken hebben met machines en apparaten (denk alleen maar aan alle apparaten die in een gemiddeld huis­houden te vinden zijn: wekkerradio, videorecorder, geluidsinstallatie, magnetron, PC, thermostaat van de centrale verwarming, antwoordapparaat).

Helaas werd tot voor kort bij de ontwikkeling van nieuwe apparaten alleen maar uit­gegaan van de mogelijkheden die geboden werden door de techniek. De gebruiker van die apparaten, met zijn of haar capaciteiten en beperkingen, werd tot dan toe buiten be­schouwing gelaten. Dit heeft tot gevolg dat veel mensen het moeilijk vinden om met die apparaten om te gaan. Een ander gevolg is dat er on­nodig veel fouten worden gemaakt door de mensen die met die apparaten werken, wat in een aantal gevallen tot grote rampen heeft geleid. De laatste jaren is er gelukkig een tendens te bespeuren om meer aandacht te besteden aan de toekomstig gebruiker van nieuwe apparatuur. De hiervoor benodigde kennis komt voor een groot deel uit de cognitiewetenschap.

Psychologie

Psychologen houden zich bezig met de bestudering van het menselijk gedrag. Omdat het menselijk gedrag niet los kan worden gezien van mentale processen en toestanden, richt de psychologie zich van oudsher ook op het menselijk denken. Met name binnen de functie­leer, een richting binnen de psychologie, worden cognitieve vaardigheden zoals informatie­verwerking, denken, aandacht, beslissen en leren bestudeerd. Binnen de functieleer wordt bovendien veel aandacht besteed aan de relatie tussen mentale processen en de fysieke en functionele structuur van het brein. Men vraagt zich bijvoorbeeld af welke processen er in de hersenen plaatsvinden wanneer iemand bepaalde informatie uit zijn geheugen probeert op te halen of wanneer iemand een beslissing neemt. Om de relatie tussen mentale processen en de structuur van het brein te bestuderen zijn technieken ontwikkeld die psychologen in staat stellen een kijkje te nemen in de hersenen zonder deze te bescha­digen. Met behulp van deze technieken kan men bij gezonde proefpersonen onderzoeken wat er in de hersenen gebeurt tijdens het nemen van een beslissing of tijdens een cognitief proces als het begrijpen van een woord of een reeks woorden.

Informatica

De informatica verschaft de Kunstmatige Intelligentie een belangrijk gereed­schap door de centrale rol van de com­puter binnen dit vakgebied. De com­puter leent zich namelijk bij uitstek voor het testen van cognitieve theorieën en modellen. Bovendien kunnen bepaalde mentale taken in principe heel goed door een com­puter worden uitgevoerd. Vanaf de intro­ductie van de com­puter werd deze allereerst gebruikt voor zaken waarin mensen over het algemeen erg slecht zijn, zoals het doen van ingewikkelde berekeningen en het bijhouden van grote gegevensbestanden. De laatste jaren wordt de com­puter echter ook steeds meer ingezet voor vaardigheden waarin mensen wel goed zijn. Hierbij gaat het om zaken als het communi­ceren in (geschreven of gesproken) taal, het oplossen van problemen en het verrichten van complexe handelingen, kortom, typisch cogni­tieve vaardigheden. Door het nabootsen van cognitieve taken op een com­puter wordt meer inzicht verkregen in de vaardigheden die voor dergelijke taken nodig zijn en die mensen blijkbaar bezitten. Bovendien kunnen zo taken geauto­matiseerd worden die weliswaar een bepaalde intel­li­gentie vereisen, maar die desalniettemin geestdodend zijn als ze door mensen uitgevoerd zouden moeten worden.

Taalwetenschap

Een typisch menselijke cognitieve vaardigheid is het gebruik van taal. Taal vormt tevens een van de meest gecompliceerde deelgebieden van de cognitie­weten­schap, omdat er zoveel factoren een rol spelen bij het gebruik van taal. Niet alleen de impliciete kennis die sprekers hebben van hun moedertaal speelt een rol bij het gebruik van taal. Voor het goed kunnen begrijpen van taal is ook kennis van de wereld nodig. Bovendien is taal een vorm van interactie tussen mensen, met alle complexiteit die daarbij komt kijken. Taalkundigen bestuderen de structuur van taal en de manier waarop de verwerking van taal plaats­vindt. Taalkundig onderzoek richt zich op de klanken die deel uitmaken van een bepaalde taal, op de manier waarop woorden en zinnen zijn opgebouwd, op de relatie tussen zinsstructuur en betekenis, en op universele en taalspecifieke eigenschappen. Door op systematische wijze naar de structuur en bij­behorende betekenissen van zinnen in een of meer talen te kijken, wordt inzicht verkregen in de onder­liggende systematiek die aan taal ten grondslag ligt. Psycholinguïsten bestuderen de manier waarop kinderen hun moedertaal leren en onderzoeken de taalstoornissen die er kunnen ontstaan tijdens de ontwik­keling of later (bijvoorbeeld door een hersenbloeding). Binnen de com­puter­linguïstiek worden computationele modellen ontwikkeld voor de verwerking van taal.

Filosofie

De filosofie vormt de basis van de Kunstmatige Intelligentie en de cognitie­weten­schap, zoals het de basis vormt van vrijwel elke wetenschap. Binnen de filosofie wordt nagedacht over hoe wetenschaps­beoefening dient plaats te vinden. Op welke manieren zijn observaties verenigbaar met een theorie? Een recentere vraag binnen de filosofie is de vraag hoe wetenschappelijke theorieën met be­hulp van de com­puter getoetst kunnen worden. Tot de filosofie behoort verder de logica: de theorie van het correct redeneren. Zowel binnen de infor­matica als binnen de taalkunde wordt gebruik gemaakt van diverse logische systemen. Een belangrijk filosofisch probleem is tenslotte het lichaam-geest probleem. Over dit probleem, dat essentieel is voor de cognitie­weten­schap, buigen filosofen zich al eeuwen lang. De vraag luidt hoe het mogelijk is dat een stoffelijk lichaam een schijnbaar onstoffelijke geest kan voortbrengen. Met andere woorden, is het feit dat wij in staat zijn te denken te danken aan de fysieke eigenschappen van onze hersenen (het materiaal waaruit de hersenen zijn opgebouwd, de stroompjes die door de neuronen lopen), of zouden er ook systemen met andere fysieke eigen­schappen kunnen bestaan die zouden kunnen denken (bijvoorbeeld een com­puter of com­puter­programma)? Het zal duidelijk zijn dat het antwoord op deze vraag van groot belang is voor de Kunstmatige Intelligentie.

Neuro­weten­schappen

De biologische kant van cognitie wordt onderzocht binnen de neuro­weten­schappen. Neuro­weten­schappers bestuderen de fysieke aspecten van de hersenen, afzonderlijke hersencellen, de samenhang tussen hersencellen in netwerken, en de moleculaire en chemische processen die plaatsvinden in de hersenen. Met behulp van de com­puter wordt binnen de neuro-informatica, een vakgebied op het grensvlak tussen de neuro­weten­schappen en de Kunstmatige Intelligentie, geprobeerd om netwerken van hersencellen na te bootsen. Deze computationele varianten van onze hersenen worden wel neurale netwerken genoemd. Neurale netwerken worden gebruikt voor kunst­matige waarneming en signaal­verwerking. Dit soort computationele systemen lijkt grote mogelijkheden te hebben, bijvoorbeeld bij het ontwerpen van intelligente prothesen die gekoppeld kunnen worden aan het menselijk zenuwstelsel. Daarbij kun je denken aan kunstogen en kunstoren die net zo functioneren als echte lichaams­delen, en die op identieke wijze informatie naar ons zenuwstelsel toesturen.

Biofysica en biologie

Binnen de Kunstmatige Intelligentie is er al enige jaren een toenemend inzicht dat intel­li­gentie begrepen moet worden vanuit het principe van “embodied and situated cognition”. Met andere woorden: intel­li­gentie komt tot uiting in wezens die een eigen lichaam hebben dat gescheiden is van een fysische omgeving waarin het gesitueerd is.

Autonome systemen (robots) moeten allerlei praktische vaardigheden ont­wikkelen in hun omgang met de natuur, door waarneming, motoriek en navi­gatie. Het bewuste redeneren, cognitie en taal zijn in de evolutie pas laat tot stand gekomen. Het is dus leerzaam om te kijken naar de natuur. De mieren­hoop met zijn complexe structuur leert ons dat ingewikkelde systemen geba­seerd kunnen zijn op de aanwezigheid van veel, maar op zichzelf relatief een­voudige 'actoren', de mieren. Coördinatie van gedrag zoals in kuddes van dieren of zwermen vogels kan ons eveneens inzicht geven in het type infor­matie­ver­werking dat nodig is voor de coördinatie van het gedrag van autonome actoren in een software omgeving (voor een dergelijke factor gebruiken we meestal de term 'agent', in het Engels uitgesproken). Niet alleen de biologie is een bron van inspiratie. De biomechanica en de psychofysica leren ons binnen welke beper­kingen een cognitief systeem tot intelligent gedrag kan komen. We weten nu, bijvoorbeeld, dat een natuurlijk cognitief systeem de motoriek niet in groot detail per milliseconde hoeft te sturen: we maken slim gebruik van massa en elasticiteit van de spieren om vloeiende bewegingen te plannen. De psychofysica kan ons leren op welke manier we geluid en beeld fuseren om tot een coherente interpretatie van bijvoorbeeld spraak te komen.

De techniek binnen Kunstmatige Intelligentie

Behalve de genoemde wetenschapsgebieden speelt ook techniek en onderzoek naar technologie een essentiële rol bij Kunstmatige Intelligentie aan de RuG. Het predikaat technisch wordt van oudsher gebruikt om studierichtingen en vak­gebieden aan te duiden waarin de toepassingen een sterk natuur­weten­schap­pelijk karakter dragen. Zo is het ontwerpen en bouwen van een machine een technische taak. Sinds de ontwikkeling van de com­puter kun je echter ook van technisch spreken bij het ontwerpen van een com­puter­programma. Een com­puter­programma kan een simulatie oftewel nabootsing geven van een handeling of actie in de fysieke werkelijkheid, maar kan ook zelf een (cognitieve) taak uit­voeren. Door het leggen van de nadruk op het ontwerpen van computerprogramma's (en apparaten in het algemeen) die op de een of andere manier met intel­li­gentie te maken hebben, houdt Kunstmatige Intelligentie zich bezig met toepassingen van cognitie­weten­schappelijke kennis. Voor het ontwerpen van dergelijke toepassingen zijn programmeervaardigheden n een aanzienlijke hoeveelheid kennis van meet- en regeltechniek, signaalbewerking en software engineering onontbeerlijk.

1.3        Wat kun je met Kunstmatige Intelligentie?

De opleiding maakt je breed inzetbaar op het gebied van de informatie­techno­logie. Na een driejarige bachelorsfase (BSc/AI) zijn er twee masters waaruit je kunt kiezen: de master artificial intelligence (MSc/AI, master of Science in Artificial Intelligence) en de master Mens-Machine Communicatie (MSc/HMC, master of Science in Human-Machine Communication). Hoe de opleidingen er precies uitzien, lees je in hoofdstukken 3, 4 en 5.

1.4        De bachelor Kunstmatige Intelligentie

De bachelor Kunstmatige Intelligentie duurt drie jaar. In die drie jaar volg je vooral verplichte vakken, maar vooral in het derde jaar is er ook ruimte voor keuzevakken.

Het propedeusejaar (het 1e jaar van de studie) heeft als doel om basiskennis te geven in de disciplines die een belangrijke rol spelen in de Kunstmatige Intelligentie, een overzicht te geven van de belangrijkste aspecten van de Kunstmatige Intelligentie en om studenten kennis te laten maken met enkele toepassingen van de Kunstmatige Intelligentie. Van bijna alle hierboven genoemde weten­schappen die een bijdrage aan de Kunstmatige Intelligentie leveren, volg je inleidende vakken (bijvoorbeeld Inleiding logica, Oriëntatie Kunstmatige Intelligentie, Wiskunde, Programmeren, Taalwetenschap, Biospsychologie). In het tweede en derde jaar staan vier blokken van vakken centraal, te weten Kennis­technologie, Cognitieve ergonomie, Taal- en spraak­techno­logie en Autonome systemen. Elk van deze blokken bestaat uit een inleidend vak, waarin een overzicht van het terrein wordt gegeven en waarin met kleine opdrachten geoefend wordt, en een groot practicum, waarin aan één of meer grote op­drachten wordt gewerkt. De inleidingen zijn voor iedereen verplicht. Van de practica moet je twee van de vier kiezen. Het derde jaar wordt afgesloten met een project. In dit project wordt aan een concrete (onderzoeks)­opdracht ge­werkt. Kijk voor de precieze vakken in Hoofstuk 3.

Als je de bachelor succesvol hebt afgerond, kun je doorstromen naar een master­oplei­ding Kunstmatige Intelligentie. De bachelor KI geeft automatisch toegang tot de masters van alle andere opleidingen Kunstmatige Intelligentie in Neder­land. In Groningen worden twee masters aangeboden: de master artificial intelligence en de master Mens-Machine communicatie. Bachelors van KI-opleidingen worden door alle andere KI-opleidingen in Nederland zonder meer toegelaten tot hun master­oplei­ding(en), maar bij andere opleidingen (bijvoor­beeld de onderzoeksschool BCN) kan sprake zijn van een toelatings­beleid (lees: selectie). Je kunt met je bachelordiploma ook toegelaten worden tot master­oplei­dingen in het buitenland.

Met een bachelordiploma hoef je niet per se door te stromen naar een master­oplei­ding, je kunt ook in het bedrijfsleven gaan werken, maar op dit moment is het nog niet erg duidelijk hoe het bedrijfsleven een bachelor­diploma waardeert.

1.5        De master artificial intelligence

Deze tweejarige opleiding sluit nauw aan bij soortgelijke masters elders in de wereld. In Groningen leggen we de nadruk op multi-agent systemen en op autonome systemen (robotica). Een belangrijke rol spelen zowel de logica als statistische benaderingen (neurale netwerken) bij het oplossen van problemen en het realiseren van modellen. Verder is er aandacht voor kennistechnologie. Deze master­oplei­ding is zowel geschikt voor studenten die direct in het bedrijfs­leven willen gaan werken, als voor degenen die universitair onderzoek willen gaan doen.

Centraal in de master artificial intelligence staat het ontwikkelen van systemen die vormen van intelligent gedrag vertonen. De basis hiervoor is al gelegd in de bachelor KI. In de masterfase wordt deze basiskennis gebruikt in een aantal verschillende domeinen. Een voorbeeld van een dergelijk domein is de robotica. Het roboticalaboratorium van de opleiding over vier Pioneer- robots die met name voor practicum­doeleinden gebruikt worden, en vijf programmeerbare AIBO-robothonden. Een ander domein betreft de z.g. intelligent agents, programma's die zich als een robot in een software­omge­ving gedragen. In de master zal ingegaan worden op multi-agent systemen, waarin agents met elkaar moeten samenwerken, onderhandelen, etc. Systemen die zelf hun kennis vergaren, lerende systemen, komen al in het basisprogramma aan de orde. In de specialisatiefase van de master worden de verschillende technieken uitgebreider en meer systematisch behandeld, met name vanuit het perspectief van de logica.

Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste functies die afgestudeerden met een MSc/AI kunnen gaan vervullen.

Ontwerper van autonome systemen

Een intelligent systeem, of het nu een mens of een com­puter­programma is, functioneert in een omgeving. Deze omgeving kan door middel van perceptie worden waargenomen, en kan door middel van acties worden beïnvloed. Hoewel de omgeving wel invloed heeft op het systeem, bezit een intelligent systeem toch een zekere autonomie, die het in staat stelt vantevoren gestelde doelen te ver­wezenlijken. Elk van deze vier componenten, het intelligente systeem, perceptie, actie en omgeving, kan verschillend worden ingevuld.

In het geval van robotica, een van de onderwerpen binnen het terrein van autonome systemen, is de omgeving de 'echte' wereld. De perceptie- en actie-onderdelen van een robot moeten dus zorgen voor een vertaalslag van de wereld naar de com­puter die in de robot zit. Autonome robots hebben veel potentiële toepassingen. Een bekend voorbeeld is de Marsrobot, die op een betrekkelijk zelfstandige manier onder­zoek heeft verricht op Mars. Om robots zelfstandig in de mensenwereld te laten navigeren, moeten ze ook relevante informatie kunnen oppikken. Bij de master artificial intelligence doen we onderzoek naar lezende systemen, zodat een robot bij reddingsoperaties in een onbekend gebouw kan navigeren op basis van de teksten van de bewegwijzering en de kamernummers.

Bij het werken met virtuele omgevingen, zoals een simulator voor autorijden of een vliegsimulator, is de situatie omgekeerd: in dit geval is het systeem een mens, terwijl de om­geving kunstmatig door een com puter gegenereerd wordt. Een groot voordeel van dergelijke simulatoren is, dat situaties kunnen worden nagebootst die normaal gesproken zelden voorkomen of gevaarlijk zijn. Met know-how uit het gebied van de autonome systemen kunnen we proberen actoren (tegenspelers) in een virtuele omgeving te modelleren waarvan het gedrag zo natuurlijk mogelijk is.

Ontwerper van systemen met intelligente agenten

Een belangrijk voorbeeld van een autonoom systeem is een zogenaamde software 'agent' (het begrip werd al eerder geïntroduceerd). Bij een software agent zijn al­le relevante onderdelen computationeel. De omgeving is bijvoorbeeld het Inter­net, en de agent kan acties uitvoeren door het maken van netwerkverbindingen.

Informatie op Internet is vaak opgeslagen in de vorm van natuurlijke taal, dus kan het nodig zijn dat de agent de taal tot op zeker hoogte kan verwerken. In het geval van zogenaamde mobile agents, kan een agent zelfs zichzelf van de ene naar de andere com­puter verplaatsen. Een voorbeeld van een software agent is een programma dat je e-mail beheert: het gooit voor jou oninteressante infor­matie weg, en sorteert wat overblijft op bijvoorbeeld onderwerp of op de priori­teit waarmee je de e-mail moet beantwoorden. Vaak krijgen zulke persoonlijke agents aan het begin al de wensen van de gebruiker mee, maar leren ze ook gaandeweg door de feedback van de gebruiker op hun acties.

Voor het oplossen van complexere problemen waarmee verschillende soorten expertise gemoeid zijn, worden vaak multi-agentsystemen ingezet. In zo'n systeem werkt een aantal software agents samen. Een voorbeeld hiervan is een systeem dat de luchtverkeersleiding op Schiphol kan bijstaan bij het plannen van het opstijgen en landen van vliegtuigen. Bij deze toepassing moet er snel ingespeeld worden op veranderingen in de omgeving, zoals een vliegtuig dat aangeeft met vertraging aan te zullen komen. Een multi-agentsysteem dat uit­gerust is met agents die voortdurend gezamenlijk de plannen bijstellen en zo nodig onderhandelen met software agents van de luchtvaartmaatschappijen, kan veel vertraging voorkomen.

Kennistechnoloog

Deze tweejarige opleiding sluit nauw aan bij soortgelijke masters elders in de wereld. In Groningen leggen we de nadruk op multi-agent systemen en op autonome systemen (robotica). Een belangrijke rol spelen zowel de logica als statistische benaderingen (neurale netwerken) bij het oplossen van problemen en het realiseren van modellen. Verder is er aandacht voor kennistechnologie. Deze master­oplei­ding is zowel geschikt voor studenten die direct in het bedrijfs­leven willen gaan werken, als voor degenen die universitair onderzoek willen gaan doen.

1.6        De master Mens-Machine Communicatie

Deze tweejarige master­oplei­ding richt zich op het ontwerp van gebruikers­interfaces, het ontwerp van intelligente tutor-systemen, toepassingen binnen de taal- en spraak­techno­logie, en het modelleren van de menselijke gebruiker. Deze master is een unieke samen­werking tussen de opleidingen Kunstmatige Intelligentie, Psychologie en Informatiekunde (waar vooral taalkundigen werken).

In de specialisatie zullen een aantal geavanceerde technieken aan de orde komen. Zo wordt bestudeerd in hoeverre een gebruikersinterface adaptief ge­maakt kan worden door middel van een “user model”, een automatisch gecon­strueerd model van de individuele gebruiker. Ook worden gebruikersinterfaces ontworpen waarin gecommuniceerd wordt met behulp van natuurlijke taal. Om een dergelijke interface te kunnen maken moeten verschillende problemen worden opgelost, waaronder spraakherkenning, handschriftherkenning en het geven van betekenis aan uitingen in natuurlijke taal. Een essentieel kenmerk van deze specialisatie is dat op een actieve manier gewerkt. Deze master­oplei­ding is zowel geschikt voor studenten die direct in het bedrijfsleven willen gaan werken, als voor degenen die universitair onderzoek willen gaan doen.

Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste functies die afgestudeerden kunnen vervullen.

Ontwerper van gebruikersinterfaces

In onze huidige maatschappij hebben mensen voortdurend te maken met apparaten en machines: com­puters, auto’s, videorecorders, mobiele telefoons, kaartjesautomaten, etcetera. Problemen ontstaan doordat mensen en machines volkomen anders in elkaar zitten. Hierdoor kunnen er gemakkelijk dingen misgaan in de communicatie tussen mens en machine. Een belangrijke taak van ontwerpers van gebruikersinterfaces is het aanpassen van de machine aan de capaciteiten en beperkingen van de mens. Informatie kan bijvoorbeeld het beste zo aangeboden worden dat het gebruik ervan vanzelfsprekend is. En als je een com­puter­programma voor de eerste keer opstart, dan is het beter wanneer niet alle informatie tegelijkertijd op je scherm verschijnt. Het is gemakkelijker voor de gebruiker om informatie pas te ontvangen wanneer hij of zij die informatie ook echt nodig heeft. Om een goede gebruikersinterface te ontwerpen moet je dus inzicht hebben in hoe mensen bepaalde taken verrichten.

Ontwerper van intelligente tutor-systemen

De com­puter speelt een steeds grotere rol in de klas en in het onderwijs in het algemeen. Modelleringsprincipes uit het onderzoek naar menselijke cognitie kunnen worden toe­gepast bij het ontwerpen van intelligente tutor-systemen. Door een zogenaamd user model (een computationeel model van de gebruiker) in te bouwen in een com­puter­programma, kan het com­puter­programma de kennis en vaardigheden van de gebruiker bijhouden. Hierdoor ontstaat een intelligent tutor-systeem, dat zijn acties kan afstemmen op hetgeen de gebruiker op dat moment weet of kan. Zo kan een leerling steeds moeilijkere wiskunde­sommen of programmeeropdrachten aangeboden krijgen, afhankelijk van zijn of haar kennis en vaardigheden op dat moment. Bovendien kan een intelligent tutor-systeem feedback geven, die precies is afgestemd op wat de leerling fout heeft gedaan.

Taal- en spraaktechnoloog

Veel toepassingen van de ICT maken gebruik van taal. Denk bijvoorbeeld aan zoeksystemen voor het web, toepassingen die een geschreven tekst (bijvoorbeeld e-mail of een SMS-bericht) kunnen voorlezen, of systemen die met behulp van spraakherkenning cliënten van grote instellingen zoals banken automatisch te woord kunnen staan. Zoeksystemen voor het web kunnen bijvoorbeeld nu al ge­richt zoeken in Nederlandstalige teksten, naar namen van personen of adressen, enzovoort. In de nabije toekomst kun je waarschijnlijk een vraag stellen als "Op welk eiland ligt de Etna?" en dan alleen antwoorden krijgen waarin daad­wer­kelijk de naam van een eiland voorkomt. Een systeem dat tekst kan voor­lezen moet letters in klanken kunnen omzetten en zinnen van een intonatie kunnen voorzien. Voor het bouwen van dergelijke toepassingen heb je niet alleen technische kennis en vaardigheden nodig, maar ook kennis van taal en spraak.

Hoewel mensen onderling schijnbaar moeiteloos communiceren met behulp van spraak, blijkt deze vorm van communicatie dusdanig complex te zijn dat de com­mu­nicatie tussen mens en machine maar mondjesmaat in de vorm van gesproken taal wordt toegepast. Als er teveel achtergrondlawaai is, verslech­teren de prestaties van een automatische spraakherkenner enorm. Mensen maken in dit geval vaak tevens gebruik van visuele informatie, bijvoorbeeld de vorm en de bewegingen van de mond van de spreker. Nieuwe toepassingen van auto­ma­tische spraakherkenners zouden auditieve en visuele informatie kunnen com­bineren, om zo tot een systeem te komen dat ook goed werkt in minder ideale omstandigheden.

1.7        De relatie met het onderzoek aan de RuG

De beide master­oplei­dingen die het instituut voor Kunstmatige Intelligentie in Groningen aanbiedt, zijn bij uitstek (maar niet uitsluitend) geschikt als voor­bereiding op een carrière in de onderzoekswereld. Het onderwijs is sterk ver­bonden met het onderzoek dat aan de Rijksuniversiteit Groningen wordt beoefend. Dit biedt studenten Kunstmatige Intelligentie de mogelijkheid om na hun afstuderen als onderzoeker aan de slag te gaan bij een van de onderzoeks­groepen die werkzaam zijn op het gebied van cognitie en Kunstmatige Intelligentie. Niet alleen studenten die een carrière als onderzoeker ambiëren kunnen profiteren van de nauwe banden die de studie onderhoudt met verschillende onderzoeksgroepen aan de universiteit. Door de uitstekende contacten met deze onderzoeksgroepen wordt studenten Kunstmatige Intelligentie de mogelijkheid geboden om tijdens projecten of stages ervaring op te doen met het ontwerpen en implementeren van cognitieve systemen. Verder wordt er binnen diverse colleges aandacht besteed aan zeer recent onderzoek op het gebied van de cogni­tie­weten­schap en Kunstmatige Intelligentie aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Kenmerkend voor academisch onderwijs is, dat de docenten tevens actief onderzoek verrichten. De ontwikkelingen in de Kunstmatige Intelligentie gaan snel, en alleen door actief te participeren in deze ontwikkelingen kan actueel en up-to-date onderwijs worden gegarandeerd. De docenten van Kunstmatige Intelligentie verrichten hun onderzoek grotendeels in de onderzoeksschool BCN (Centre for Behavioural and Cognitive Neurosciences). Binnen deze onderzoeks­school bestudeert men gedrag, hersenen en de geest. De onderwerpen lopen uiteen van het bestuderen van moleculaire en neurale processen die de basis van de hersenen vormen, tot hogere cognitieve functies als denken, taal en probleem­oplossen. In grote lijnen vallen de doelstellingen samen met die van Kunstmatige Intelligentie, vooral waar het gaat om (werkende) modellen en symbolische verwerking van informatie. De onder­zoeks­school is niet alleen van belang voor het onderzoek van de docenten, maar ook voor de studenten. Binnen BCN kunnen studenten in het kader van hun studie onderzoeksprojecten doen, zowel bij Kunstmatige Intelligentie als bij andere richtingen. Het KI-onderzoek wordt momenteel geconcen­treerd in het onderzoeksinstituut met de naam Alice en heeft de volgende thema's:

·         Cognitive modeling

·         Multi-agent systems

·         Autonomous & perceptive systems

·         Language, speech & cognition.

De naam “Alice” is behalve een acroniem voor “ArtificiaL Intelligence and Cognitive Engineering” ook een verwijzing naar logica in het werk van de auteur Lewis Carroll. Het onderzoeksinstituut heeft sterke connecties en samen­werking met groepen elders. Genoemd kunnen worden: Carnegie Mellon Univ. (USA), Univ. Zurich (CH), Univ. Warschau (PL), Univ. Osnabrück (D), Univ. Genua (I), Fraunhofer Institut (D), de meeste Nederlandse onderzoeksgroepen in dit vakgebied, benevens verschillende onderzoeksgroepen in de Verenigde Staten en Japan.

1.8        Eindtermen bacheloropleiding en masteropleidingen

Eindtermen bachelor­oplei­ding Kunstmatige Intelligentie

De leerdoelen van de bachelor­oplei­ding Kunstmatige Intelligentie laten zich als volgt samenvatten:

·         het verwerven van basiskennis op het gebied van machinale en menselijke infor­matie­ver­werking

·         het verwerven van ontwerp- en onderzoeksvaardigheden toegespitst op het toepassings- en onderzoeksgebied van de Kunstmatige Intelligentie.

Deze leerdoelen vereisen de volgende eindtermen met betrekking tot kennis, vaardigheden en attitudes.

Kennis van:

·         het functioneren van biologische en fysiologische systemen (in het bijzonder de hersenen en het zenuwstelsel) met betrekking tot waarneming

·         motoriek en centrale infor­matie­ver­werking

·         de psychologische functieleer/psychonomie de daar gebruikte methodologie

·         de belangrijkste taalkundige theorieën en grammaticale modellen.

Ervaring met:

·         moderne computationele theorieën van gedrag, zoals symbolische architecturen voor cognitie en neurale netwerkmodellen

·         kernbegrippen uit de informatica en de Kunstmatige Intelligentie, met name betreffende het ontwerp van programmatuur.

Vaardigheid in:

·         het werken met wiskundige gereedschappen, met name logica, statistiek, signaalanalyse en wiskundige toepassingen voor de techniek

·         het programmeren in objectgeoriënteerde, imperatieve en logische talen, met de nadruk op toepassingen in de Kunstmatige Intelligentie.

Basiskennis en -vaardigheden in de volgende domeinen van de Kunstmatige Intelligentie:

·         autonome systemen, met name robotica en agentsystemen

·         taalverwerkende systemen, zoals parsers en spraakherkenners

·         mens-machine communicatie, waarin het ontwerpen van koppelingen tussen gebruiker en technologie centraal staat

·         kennissystemen, waarbij bestudeerd wordt hoe kennis gerepresenteerd kan worden, en hoe kennis zo doelmatig mogelijk beschikbaar gemaakt kan worden.

Eindtermen masteropleiding mens-machine communicatie

De leerdoelen van de master­oplei­ding Mens-Machine Communicatie omvatten:

·         het zelfstandig kunnen ontwerpen van een systeem met gebruikersondersteunende cognitieve capaciteiten (of relevante onderdelen van zo'n systeem)

·         het zelfstandig doen van onderzoek op het gebied van de cognitieve ergonomie, gebruikmakend van methoden van systeemevaluatie en bruikbaarheidstoetsing.

·         kunnen samenwerken in teamverband op voet van gelijkheid met ingenieurs uit de aan de cognitieve ergonomie gerelateerde disciplines (Cognitie­weten­schap, Kunstmatige Intelligentie, Informatica, Natuurkunde, industrieel ontwerpen e.d.), en met filosofen, psychologen en taalkundigen.

Tenslotte geldt dat een afgestudeerde (MSc/HMC) zich snel fundamentele kennis over een bepaald domein eigen moet kunnen maken, een probleem exact moet kunnen formuleren en analyseren en daarbij praktisch en doelmatig heeft leren denken. De afgestudeerde moet een beeld hebben van de rol van de wetenschap in het algemeen, en zich bewust zijn van de mogelijkheden en beperkingen van de cognitieve ergonomie.

Eindtermen master­oplei­ding Kunstmatige Intelligentie

De leerdoelen van de master­oplei­ding Kunstmatige Intelligentie omvatten:

·         het zelfstandig kunnen ontwerpen van een systeem met cognitieve capaciteiten in een fysische omgeving of een informatie-omgeving

·         het zelfstandig doen van onderzoek op het gebied van Kunstmatige Intelligentie

·         het wetenschappelijk toetsen van systeemeigenschappen en -gedrag en hierover kunnen rapporteren op hoog wetenschappelijk niveau

·         het kunnen samenwerken in teamverband op voet van gelijkheid met ingenieurs uit de aan de Kunstmatige Intelligentie gerelateerde disciplines (cognitie­weten­schap, informatica, natuurkunde, e.d.), en met filosofen, psychologen, taalkundigen en biologen.

Tenslotte geldt dat een afgestudeerde (MSc/AI) zich snel fundamentele kennis over een bepaald domein eigen moet kunnen maken, een probleem exact moet kunnen formuleren en analyseren en daarbij praktisch en doelmatig heeft leren denken. De afgestudeerde moet een beeld hebben van de rol van de wetenschap in het algemeen, en zich bewust zijn van de mogelijkheden en beperkingen van de Kunstmatige Intelligentie.